k pomp de bijboot op en roei naar de dijk. Bovenop
diens kruin verdubbelen op slag windkracht en
landschap: het weidse IJmeer aan de ene en de groene
Waterlandse polder met het Kinselmeer aan de andere
kant. Ook de vogelwereld verdubbelt. Bij de geluiden
van het water voegen zich die van land zoals kievieten
en grutto’s en tureluurs. Een kraai trekt aan een tak.
Kwetterende mussen doen druk over de resten van een
hooibaal waar pas schapen zijn gevoerd. Een verre
tractor bromt. Onthutsend dichtbij verrijst Amsterdam:
haar torens bij Omval en Zuidas, de nieuwbouw langs
het IJ in Noord. Zo wonderlijk hoe plattelands dit
Waterland gebleven is.
‘Tring-tring’.
Drie fietsers waarschuwen me voor hun nadering, diep
onder me passeert een auto onder zeeniveau. Dat is
waar ook, dit land is bewoond. Ik voel me op slag een
vreemdeling. Daar beneden wacht mijn eigen wereldje,
Eenhoorn
, nauwelijks gierend op mijn terugkomst.
In het late middaglicht ankerop. Ik zet zeil en
Eenhoorn
glijdt naar de uitgang. We trekken een zog van meeuwen
dat langzaam lost en uitdunt tot een volhardend
visdiefje. Blij kijk ik achterom. Misschien is nieuwe natuur
geen ‘echte natuur’, zoals sommigen schamperen. Maar
doe mij langs de dijken van Marker- en IJsselmeer maar
nog honderd van zulke plekken. Een smalle vooroever,
een strook luw water, de helft beschermd, de andere
helft ankergebied: meer is niet nodig voor geluk.
foto:© Ruud Kattenberg